Wim Noordhoek, VPRO De Avonden, 09.01.2012

Player

Hans den Hartog Jager, Artforum, January 2012

Sound Spill In the work of British artist Haroon Mirza, sounds are at least as important as images. For the past few years Mirza has been making installations out of a diverse array of objects (such as bouncing nuggets of gold and wobbly record players) and instruments (often electronic), using them to create tones and notes that give every part of the work new meaning, both visual and auditory. The exhibition “Sound Spill,” cocurated by Mirza, veers in a surprising new direction. Here, Mirza and the other two artist-curators, Thom O’Nions and Richard Sides, compose with the work of multiple other artists, and the pieces they have included were obviously selected more for their sonic appeal than for their visual qualities.

There are two sets of work in the gallery. The first brings together two videos by Guy Sherwin and Nina Canell and two installation pieces by Sides and Torsten Lauschmann. It is immediately clear what Mirza and his cocurators have in mind; the images seem disconnected but are linked by their sound tracks, which merge to form a driving, pulsing composition. This effect is even more striking in the second part, in which Gary Hill’s Around and About, 1980, is combined with Sherwin’s Railings, 1977, and Alex Heim’s Untitled (Dog), 2006. They form a weirdly perfect ensemble: With Sherwin as the rhythm section, Heim on organ, and Hill providing the voice, the result is a riveting composition, the perfect accompaniment to the unsettling imagery in the videos. Taken as a whole, the exhibition is above all a first-class Haroon Mirza creation; he uses the videos of his fellow artists to produce an original work that far exceeds the sum of its parts.

Translated from Dutch by David McKay.
Wim Noordhoek, Avondlog, january 2012

Sound Spill (1) — zaterdag 07 januari 2012 - 22:49
Was vanmiddag in de Haagse galerie West, aan het Groenwegje. Bij 'Sound spill' een show van zes kunstenaars uit Sheffield, die geluid in hun werk hebben zitten. Gemorst geluid, op z'n Hollands 'overspraak'.
Werd rondgeleid door Thom O'nions en Richard Sides. En ja, het verzet en de grappen tegen film en tv-industrie zitten erin. En aan interactiviteit wordt niet gedaan, behalve dat je rondlopend tussen het gemors­te geluid logischerwijs je eigen balans maakt.
Er zijn hartekreten als 'Quality (Money chord)' van Torsten Lauschmann. Die het 'gel­dak­koord' (begrip uit de popmuziek) in beeld brengt door een uit de lucht gevallen keyboard, machteloos met z'n pootjes omhoog te laten liggen, zodat gemorste letters en noten wegstromen. Achjee, een liedje. Het stapeltje euro's ligt ernaast.
En de meesterlijke hond van Alex Heim, gefilmd in China (Dog 2006). Een zwerfhond probeert een drukke weg over te steken. Hij wordt ontwe­ken, men toetert. Niemand steekt een pink uit. Langzaamaan groeit uit de logica van de hond en die van het verkeer een stuk muziek. Maandag na 22.00 in de Avonden meer.


Sound Spill (2) — zondag 08 januari 2012 - 17:49
Je bent al vlug bij John Cage die verke­ersgeluid verrassender en interessanter vond dan muziek. Als je veel muziek gehoord hebt overkomt je immers al te vaak de fatale herkenning: 'o ja, en dan zo'.
Tot er weer iemand tussen de mazen van het net doorglipt. De jongens van Sound spill omhelzen het toeval niet, ze componeren, maar laten de toehoorder wandelruimte. Hun morsen pakt verrassend uit. Horen en zien, maar wat komt eerst? Wat te beginnen met geluid als materie. Het loopt tussen je vingers door. De ritmiek van het stokje dat langs de spijlen van een hek tikt vlecht zich in een filmloop waarin het ritme van tegel­formaties en ander binnenhuis wordt bespeeld. Wat speelt u? Ik speel huis.
Zoals Richard Sides in zijn 'An index of confused ideas' (2008), waarin glazen platen worden aangeslagen volgens een electroni­sch draaior­gel­boekje. Rollen tape in verschillende dikte, bevestigd aan de hamertjes bepalen de klankh­oogte. High en lowtech ineen. En mooi om te zien werken. West biedt een bad in een uitgekiend samenstelsel van beeld en geluid.


Sound spill (3) — maandag 09 januari 2012 - 15:05
Hoe begon het? De Italiaanse Futuristen zetten rond 1900 alles op losse schr­oev­en, ook in de muziek. Luigi Russolo (1885‑­1947), werkte met geluiden en lawaai.
In de 19de eeuw, met de komst van de machines werd het lawaai geboren. Een nieuwe, onverwachte bron van plezier! Aldus deze voorloper van onder meer de klankpoezie en de popmuziek. Hier Russolo (links) en zijn assistent Piatti met een aantal met de hand bediende klankverwekkers met daaraan gekoppelde megafoons, de 'I­ntonarumori' (1913). Russolo kwam uit de schilderkunst via de poezie naar het geluid. Zijn eerste concert voor achttien 'I­ntonarumori' veroor­zaakte schandaal in Milaan (1914). Hij werkte met: gerommel, geloei, explosies, gekraak, geplons, gedre­un, geflu­it, gesis, gesnuif, gefluist­er, zoemen, gemompel, gegrom, gorgelen, gillen, kraken, rit­selen, zoemen, krassen. Hoe die geluiden tot stand kwamen is me niet duidelijk.
Verder produceerde hij geluid door het slaan op metaal, hout, huid, steen, aardewerk en de stemmen van dieren en mensen: roepen, schreeuwen, steunen, gillen, brullen, lachen, hijgen, snikken. In 1914 gaf hij twaalf concerten in het Londense Coliseum. Nog in 1921 drie in Parijs met 27 'I­ntonarumori'. Ze werden gebruikt in stomme films en in composities van Maurice Ravel, Eric Satie en Stravinsky. Waar bleven de akoestische In­tonarumori?
Domeniek Ruyters, Metropolis M, nr 06, 2011/2012

Paula van Zeggeren, Jegens & Tevens, 01.2012

SOUND SPILL Galerie West heeft het nieuwe jaar geopend met de intrigerende tentoonstelling Sound Spill, samengesteld door de uit Engeland afkomstige curator Thom O’Nions en kunstenaars Haroon Mirza en Richard Sides.
Zij onderzoeken geluid in de context van een groepstentoonstelling, waarbij de selectie van de werken specifiek gericht is op hun geluidsweergave. In plaats van opzichzelfstaande geluidsproducerende kunstwerken, die elkaar meestal negatief beïnvloeden door een zogenaamde ‘sound spill’ (geluid morsen), wordt juist naar de mogelijkheid van een overkoepelende geluidscompositie gezocht of naar een elkaar versterkende confrontatie. De kunstenaar Haaron Mirza won afgelopen jaar de Silver Lion Award voor Promising Young Artist op de Biennale van Venetie met zijn installatie The National Apavilion of Then and Now. Hij had daar met donkergrijs isolatiemateriaal (allerlei wigvormige punten) een geluid gedempte kamer geconstrueerd waar in het midden aan het plafond een lichtgevende cirkel zwevend was opgehangen. Een constante analoge zoem zwol telkens in sterkte aan terwijl tezelfdertijd de intensiteit van het licht toenam. Daarna volgde een moment van totale stilte en duisternis. Die combinatie van geluid, licht en de vervreemdende ruimte werkte hypnotiserend. Hoewel ik ook even een banale “beam me up Scotty” associatie niet kon onderdrukken. Mirza heeft bij Sound Spill als curator opgetreden en van hem is geen werk in deze tentoonstelling opgenomen. Bij binnenkomst in de galerie ervaar je direct dat deze keer het minimale karakter van de ruimte benadrukt is. Witte muren lopen over in de strakke witte vloer en alleen de zwarte gordijnen voor de ramen en de zwarte schouw zijn streng aanwezig. Op de grond liggen een viertal kunstwerken en de ruimte vult zich met verschillende geluiden die niet direct aan één werk te koppelen zijn. Het geluid is nadrukkelijk aanwezig maar van een gehoorvriendelijk niveau en nodigt uit om de werken van dichtbij te bekijken en te beluisteren. De belichting vormt ook een niet onbelangrijke speler in het geheel, aangezien de werken enigszins theatraal uitgelicht zijn waardoor er een intieme sfeer ontstaat. Als je door de ruimte loopt merk je pas goed welk geluid bij welk werk hoort en is het meestal ook niet direct duidelijk hoe het geluid gemaakt wordt. Zo’n kleine ontdekkingstocht vind ik op zichzelf al plezierig bij een expositie. Wanneer je wat moeite moet doen een ingang te vinden voor de beleving van een kunstwerk, krijgt het vaak een meer gelaagde of persoonlijke betekenis. De geluiden variëren van ritmisch tikkend, zweverig zoemend tot korrelig geruis en saxofoon klanken. Het geheel vormt een aangename minimale compositie die ook wel wat weg heeft van ambient muziek.
Drie van de vier kunstwerken hebben naast dat ze geluid produceren ook een sterke visuele aanwezigheid. Dat versterkt mijns inziens de zeggingskracht van het geheel en biedt mij als visueel gepreoccupeerde beschouwer aanknopingspunten tot interpretatie.

Als een gestrande ruimtesonde ligt een klein orgeltje op zijn kop met de ijle poten in de lucht. Het object is gevangen in een cirkel van licht en in de sterke slagschaduw bewegen zich allerlei over elkaar heen buitelende cijfers en tekens, alsof uit de onderzijde van het object nog een laatste levensteken komt en er klinkt een doordringende maar zachte zoemtoon. Een spannend en mooi uitgevoerd werk van Torsten Lauschmann, Quality (Money Chord) uit 2008. Dit werk is ook gekozen als afbeelding op de uitnodiging.

Van Richard Sides ligt een spinachtige bijna grafische constructie op de vloer met draden, glasplaten en rollen bruin tape, An index of confused ideas (reflections caught in the sun forever pulsing), 2008. Bij nadere beschouwing blijken kleine pennetjes in een afzonderlijk ritme tegen de onderzijde van de glasplaten te tikken. Simpel en ingenieus. Het ritmische geluid heeft wat weg van een op morse lijkende taal, die onbegrijpelijke boodschappen de ruimte in stuurt.
Van Guy Sherwin wordt een ouder werk getoond, Night train uit 1979, en hij pakt het eenvoudiger aan en plaatst gewoon een monitor en boxen op de grond. Het beeld toont verstoorde flarden van een film, slechts korte strepen met af en toe een herkenbaar beeld, met bijbehorend gefragmenteerd geruis. Op het beeldscherm zit een plakker met een draad en dit detail geeft mij de persoonlijke associatie van een monitor die beweging bewaakt of registreert. Door deze associaties (los gezien van het feit of die door de kunstenaars ook zo bedoeld zijn) zag ik de mogelijkheid deze drie werken met elkaar op een verhalend niveau met elkaar te verbinden.
Van de vierde exposant, Nina Canell, staat ook een monitor met boxen op de grond. De film We Lost Wind uit 2008 toont een saxofoonspeler die in een bos een dode holle boom gebruikt als resonantiekast voor zijn saxofoonklanken. In dit werk mis ik de mysterieuze gelaagdheid die ik meen te zien (of wil zien) in de andere werken. Als klank voegt het zeker iets toe aan het geheel van de ruimte, visueel gezien ervaar ik het slechts als de illustratie van het geluid. In de tweede ruimte van de galerie lijkt te zijn gekozen voor een andere benadering. Videowerk uit verschillende decennia van drie kunstenaars, Gary Hill (Around and About, 1980), Guy Sherwin (Railings,1977) en Alex Heim (Untitled (Dog), 2006) is op drie wanden te zien. Ze lijken een confrontatie met elkaar aan te gaan en wie de meeste aandacht kan vasthouden of wie de grootste stoorzender is.
Trage beelden van een muur vergezeld van een gesproken tekst, soms verstaanbaar, klinkt door snel wisselende beelden van hekwerken en dwingend ritmisch geluid en wordt aangevuld met beelden van een straathond in China die zich beweegt tussen het verkeer, gezet op muziek. Af en toe valt één of meer beeldschermen op grijs, wat mij in eerste instantie deed vermoeden dat er even iets mis ging.
Deze ruimte vond ik een stuk lastiger te duiden. De soundscape werkte voor mij hier minder en ik werd ook wat afgeleid door de ‘gewone’ documentaire beelden. Het kan ook komen doordat het geluid zich in deze ruimte niet harmonieus vermengt (zoals in de eerste expositieruimte), maar botst en ontregelt.
Al met al was ik door deze expositie aangenaam verrast en is het zeker een geslaagde poging de verschillende manieren waarop geluid een rol kan spelen in een tentoonstelling aantoonbaar te maken. Ik vond het eigenlijk jammer dat er niet meer te horen en te zien was.
Daags na de opening heeft in galerie West een artist talk plaatsgevonden met o.a. de makers van de tentoonstelling. Daar kon ik niet bij aanwezig zijn, maar ik ben van mening dat je ook zonder die extra informatie een tentoonstelling moet kunnen ‘consumeren’ en waarderen.
De tentoonstelling loopt nog tot en met 11 februari 2012.
Als aanvulling op de tentoonstelling Sound Spill zal op zaterdag 21 januari in galerie West een filmavond gehouden worden met een selectie van 16 mm-films waarin geluid een essentiële rol speelt en zal er ook een performance van EVOL plaatsvinden.
Gert Jan de Rook, trendbeheer.com, January, 2012